internetbel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: internetbel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- in·ter·net·bel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
internetbellen |
internetbel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van internetbellen
- Ik internetbel.
- gebiedende wijs van internetbellen
- Internetbel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van internetbellen
- Internetbel je?