intermedieerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ter·me·di·eer·de

Werkwoord

vervoeging van
intermediëren

intermedieerde

  1. enkelvoud verleden tijd van intermediëren
    • Ik intermedieerde. 
    • Jij intermedieerde. 
    • Hij, zij, het intermedieerde. 

Gangbaarheid