instormt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·stormt

Werkwoord

vervoeging van
instormen

instormt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van instormen
    • ... dat jij instormt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van instormen
    • ... dat hij instormt. 

Gangbaarheid