inscant

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·scant

Werkwoord

vervoeging van
inscannen

inscant

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inscannen
    • ... dat jij inscant. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inscannen
    • ... dat hij inscant. 

Gangbaarheid