inreisden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·reis·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
inreizen |
inreisden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inreizen
- ...dat wij inreisden.
- ...dat jullie inreisden.
- ...dat zij inreisden.
- ...dat wij inreisden.