inlosten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·los·ten

Werkwoord

vervoeging van
inlossen

inlosten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inlossen
    • ...dat wij inlosten. 
    • ...dat jullie inlosten. 
    • ...dat zij inlosten.