inklonk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·klonk

Werkwoord

vervoeging van
inklinken

inklonk

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van inklinken
    • ... dat ik inklonk. 
    • ... dat jij inklonk. 
    • ... dat hij, zij, het inklonk.