inklinkt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·klinkt

Werkwoord

vervoeging van
inklinken

inklinkt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inklinken
    • ... dat jij inklinkt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inklinken
    • ... dat hij inklinkt.