ineenzet
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·een·zet
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ineenzetten |
ineenzet
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ineenzetten
- ... dat ik ineenzet.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ineenzetten
- ... dat jij ineenzet.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ineenzetten
- ... dat hij ineenzet.