ineensloegen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·een·sloe·gen

Werkwoord

vervoeging van
ineenslaan

ineensloegen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van ineenslaan
    • ...dat wij ineensloegen. 
    • ...dat jullie ineensloegen. 
    • ...dat zij ineensloegen.