indrinkt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·drinkt

Werkwoord

vervoeging van
indrinken

indrinkt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van indrinken
    • ... dat jij indrinkt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van indrinken
    • ... dat hij indrinkt.