indijkte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·dijk·te

Werkwoord

vervoeging van
indijken

indijkte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van indijken
    • ... dat ik indijkte. 
    • ... dat jij indijkte. 
    • ... dat hij, zij, het indijkte.