immobiliseerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • im·mo·bi·li·seer·den

Werkwoord

vervoeging van
immobiliseren

immobiliseerden

  1. meervoud verleden tijd van immobiliseren
    • Wij immobiliseerden. 
    • Jullie immobiliseerden. 
    • Zij immobiliseerden. 

Gangbaarheid