Naar inhoud springen

immobiliseerde

Uit WikiWoordenboek
Versie door Marcel coenders (overleg | bijdragen) op 26 mei 2018 om 21:12 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *im·mo·bi·li·seer·de {{-verb-|0}} {{ov...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • im·mo·bi·li·seer·de
vervoeging van
immobiliseren

immobiliseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van immobiliseren
    • Ik immobiliseerde. 
    • Jij immobiliseerde. 
    • Hij, zij, het immobiliseerde.