huppelde aan
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hup·pel·de aan
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanhuppelen |
huppelde aan
- enkelvoud verleden tijd van aanhuppelen
- Ik huppelde aan.
- Jij huppelde aan.
- Hij, zij, het huppelde aan.
- Ik huppelde aan.
vervoeging van |
---|
aanhuppelen |
huppelde aan