herbeleef

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·be·leef

Werkwoord

vervoeging van
herbeleven

herbeleef

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herbeleven
    • Ik herbeleef. 
  2. gebiedende wijs van herbeleven
    • Herbeleef! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herbeleven
    • Herbeleef je?