heenbracht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • heen·bracht

Werkwoord

vervoeging van
heenbrengen

heenbracht

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van heenbrengen
    • ... dat ik heenbracht. 
    • ... dat jij heenbracht. 
    • ... dat hij, zij, het heenbracht. 

Gangbaarheid