haní

Uit WikiWoordenboek

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /ɦaɲiː/
Woordafbreking
  • ha·ní

Werkwoord

haní

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord hanět
  2. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord hanět