halvezoolde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: halvezoolde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- hal·ve·zool·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
halvezolen |
halvezoolde
- enkelvoud verleden tijd van halvezolen
- Ik halvezoolde.
- Jij halvezoolde.
- Hij, zij, het halvezoolde.
- Ik halvezoolde.