hakketeerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hak·ke·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
hakketeren

hakketeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van hakketeren
    • Ik hakketeerde. 
    • Jij hakketeerde. 
    • Hij, zij, het hakketeerde.