hájí

Uit WikiWoordenboek

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /ɦaːjiː/
Woordafbreking
  • há·jí

Werkwoord

hájí

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord hájit
  2. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord hájit