graviteerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: graviteerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- gra·vi·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
graviteren |
graviteerde
- enkelvoud verleden tijd van graviteren
- Ik graviteerde.
- Jij graviteerde.
- Hij, zij, het graviteerde.
- Ik graviteerde.