goedvond

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • goed·vond

Werkwoord

vervoeging van
goedvinden

goedvond

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van goedvinden
    • ... dat ik goedvond. 
    • ... dat jij goedvond. 
    • ... dat hij, zij, het goedvond.