goedhoudt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • goed·houdt

Werkwoord

vervoeging van
goedhouden

goedhoudt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van goedhouden
    • ... dat jij goedhoudt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van goedhouden
    • ... dat hij goedhoudt.