goedhield

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • goed·hield

Werkwoord

vervoeging van
goedhouden

goedhield

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van goedhouden
    • ... dat ik goedhield. 
    • ... dat jij goedhield. 
    • ... dat hij, zij, het goedhield.