goedacht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- goed·acht
Werkwoord
vervoeging van |
---|
goedachten |
goedacht
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van goedachten
- ... dat ik goedacht.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van goedachten
- ... dat jij goedacht.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van goedachten
- ... dat hij goedacht.