goedacht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • goed·acht

Werkwoord

vervoeging van
goedachten

goedacht

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van goedachten
    • ... dat ik goedacht. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van goedachten
    • ... dat jij goedacht. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van goedachten
    • ... dat hij goedacht.