globaliseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • glo·ba·li·seer

Werkwoord

vervoeging van
globaliseren

globaliseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van globaliseren
    • Ik globaliseer. 
  2. gebiedende wijs van globaliseren
    • Globaliseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van globaliseren
    • Globaliseer je?