gladmaakte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • glad·maak·te

Werkwoord

vervoeging van
gladmaken

gladmaakte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van gladmaken
    • ... dat ik gladmaakte. 
    • ... dat jij gladmaakte. 
    • ... dat hij, zij, het gladmaakte.