gewag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·wag

Zelfstandig naamwoord

het gewago

  1. in de uitdrukking gewag maken van: melding maken van, (ver)melden
  2. (zeemanstaal) de zeevogels

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be