gevangenzet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·van·gen·zet

Werkwoord

vervoeging van
gevangenzetten

gevangenzet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gevangenzetten
    • ... dat ik gevangenzet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gevangenzetten
    • ... dat jij gevangenzet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gevangenzetten
    • ... dat hij gevangenzet.