geringschat
Uiterlijk
- Geluid: geringschat (hulp, bestand)
- ge·ring·schat
vervoeging van |
---|
geringschatten |
geringschat
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geringschatten
- ... dat ik geringschat.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geringschatten
- ... dat jij geringschat.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geringschatten
- ... dat hij geringschat.
- Het woord geringschat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.