gelijkricht
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gelijkricht (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ge·lijk·richt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
gelijkrichten |
gelijkricht
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelijkrichten
- ... dat ik gelijkricht.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelijkrichten
- ... dat jij gelijkricht.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelijkrichten
- ... dat hij gelijkricht.