ganzenbordde
Uiterlijk
- gan·zen·bord·de
vervoeging van |
---|
ganzenborden |
ganzenbordde
- enkelvoud verleden tijd van ganzenborden
- Ik ganzenbordde.
- Jij ganzenbordde.
- Hij, zij, het ganzenbordde.
- Ik ganzenbordde.
- Het woord ganzenbordde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.