Naar inhoud springen

ganzenbordde

Uit WikiWoordenboek
  • gan·zen·bord·de
vervoeging van
ganzenborden

ganzenbordde

  1. enkelvoud verleden tijd van ganzenborden
    • Ik ganzenbordde. 
    • Jij ganzenbordde. 
    • Hij, zij, het ganzenbordde.