galoppeerde aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ga·lop·peer·de aan

Werkwoord

vervoeging van
aangalopperen

galoppeerde aan

  1. enkelvoud verleden tijd van aangalopperen
    • Ik galoppeerde aan. 
    • Jij galoppeerde aan. 
    • Hij, zij, het galoppeerde aan.