gaarkookte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gaar·kook·te

Werkwoord

vervoeging van
gaarkoken

gaarkookte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van gaarkoken
    • ... dat ik gaarkookte. 
    • ... dat jij gaarkookte. 
    • ... dat hij, zij, het gaarkookte. 

Gangbaarheid