flexibiliseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flexi·bi·li·seer

Werkwoord

vervoeging van
flexibiliseren

flexibiliseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flexibiliseren
    • Ik flexibiliseer. 
  2. gebiedende wijs van flexibiliseren
    • Flexibiliseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flexibiliseren
    • Flexibiliseer je?