flexibiliseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- flexi·bi·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
flexibiliseren |
flexibiliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flexibiliseren
- Ik flexibiliseer.
- gebiedende wijs van flexibiliseren
- Flexibiliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flexibiliseren
- Flexibiliseer je?