fijntrapten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fijn·trap·ten

Werkwoord

vervoeging van
fijntrappen

fijntrapten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van fijntrappen
    • ...dat wij fijntrapten. 
    • ...dat jullie fijntrapten. 
    • ...dat zij fijntrapten.