fiatteerde
Uiterlijk
- Geluid: fiatteerde (hulp, bestand)
- fi·at·teer·de
vervoeging van |
---|
fiatteren |
fiatteerde
- enkelvoud verleden tijd van fiatteren
- Ik fiatteerde.
- Jij fiatteerde.
- Hij, zij, het fiatteerde.
- Ik fiatteerde.
- Het woord fiatteerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.