favoriseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·vo·ri·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
favoriseren

favoriseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van favoriseren
    • Ik favoriseerde. 
    • Jij favoriseerde. 
    • Hij, zij, het favoriseerde. 

Gangbaarheid