fabriekte
Uiterlijk
- fa·briek·te
vervoeging van |
---|
fabrieken |
fabriekte
- enkelvoud verleden tijd van fabrieken
- Ik fabriekte.
- Jij fabriekte.
- Hij, zij, het fabriekte.
- Ik fabriekte.
- Het woord fabriekte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.