expliqueer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: expliqueer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ex·pli·queer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
expliqueren |
expliqueer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van expliqueren
- Ik expliqueer.
- gebiedende wijs van expliqueren
- Expliqueer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van expliqueren
- Expliqueer je?