expliqueer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·pli·queer

Werkwoord

vervoeging van
expliqueren

expliqueer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van expliqueren
    • Ik expliqueer. 
  2. gebiedende wijs van expliqueren
    • Expliqueer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van expliqueren
    • Expliqueer je?