exonereerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • exo·ne·reer·de

Werkwoord

vervoeging van
exonereren

exonereerde

  1. enkelvoud verleden tijd van exonereren
    • Ik exonereerde. 
    • Jij exonereerde. 
    • Hij, zij, het exonereerde.