exhibeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·hi·beer

Werkwoord

vervoeging van
exhiberen

exhibeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exhiberen
    • Ik exhibeer. 
  2. gebiedende wijs van exhiberen
    • Exhibeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exhiberen
    • Exhibeer je?