exclameerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·cla·meer·de

Werkwoord

vervoeging van
exclameren

exclameerde

  1. enkelvoud verleden tijd van exclameren
    • Ik exclameerde. 
    • Jij exclameerde. 
    • Hij, zij, het exclameerde.