exacerbeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • exa·cer·beer

Werkwoord

vervoeging van
exacerberen

exacerbeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exacerberen
    • Ik exacerbeer. 
  2. gebiedende wijs van exacerberen
    • Exacerbeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exacerberen
    • Exacerbeer je?