escorteerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • es·cor·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
escorteren

escorteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van escorteren
    • Ik escorteerde. 
    • Jij escorteerde. 
    • Hij, zij, het escorteerde.