escorteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • es·cor·teer

Werkwoord

vervoeging van
escorteren

escorteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van escorteren
    • Ik escorteer. 
  2. gebiedende wijs van escorteren
    • Escorteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van escorteren
    • Escorteer je?