ensceneer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • en·sce·neer

Werkwoord

vervoeging van
ensceneren

ensceneer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ensceneren
    • Ik ensceneer. 
  2. gebiedende wijs van ensceneren
    • Ensceneer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ensceneren
    • Ensceneer je? 

Gangbaarheid