enerveer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ener·veer

Werkwoord

vervoeging van
enerveren

enerveer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van enerveren
    • Ik enerveer. 
  2. gebiedende wijs van enerveren
    • Enerveer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van enerveren
    • Enerveer je?