enajenarse
Uiterlijk
- e·na·je·nar·se
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
enajenarse |
enajenaba |
enajenado |
volledig |
enajenarse
- wederkerend zich ontdoen van
- van elkaar vervreemden
- [2] alienarse
- enajenarse in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española